Wat is nodig voor een warmtescan?

Voor een warmtescan is het nodig om temperatuurverschillen te kunnen zien. Daarom is het volgende van belang:

• Er moet voldoende temperatuurverschil tussen het gebouw en de buitenlucht zijn om aan de buitenkant nog voldoende temperatuurverschillen te kunnen meten. In de praktijk kunnen we goed meten bij een buitentemperatuur van ca 4 graden of lager. Dat betekent dat er alleen warmtescans kunnen worden afgenomen in de periode november tot en met maart.
• Een sterke stralingsbron, zoals de zon maar ook een koude hemel, vertekent het beeld. Door de zon wordt de schil van het gebouw warm. Een koude heldere hemel geeft reflectie van de koude in bijvoorbeeld ramen. Metingen worden daarom bij voorkeur in de avond of nacht uitgevoerd bij een bewolkte hemel.
•  Er kunnen schijnbare temperatuurverschillen ontstaan door glimmende materialen zoals aluminium, zinken dakgoten, zinken regenpijpen, ed. Hiermee moet bij de opnames rekening gehouden worden.
•  Warmte kan worden gereflecteerd. Soms zie je in bijvoorbeeld de ramen de reflectie van de warmte van de opnemer, uiteraard proberen we dit te voorkomen.
• De verwarming van de woning moet voor de foto-opname op circa 22 graden gezet worden en alle vertrekken moeten worden verwarmd.
• Ventilatieroosters moeten gesloten zijn.
• Gordijnen moeten geopend zijn.

Hoe werken wij?

​Als je je aanmeldt voor een warmtescan, dan komt je melding terecht bij de werkgroep Warmtescan. De werkgroep neemt contact met je op voor een afspraak om de opname te doen en een tweede afspraak om de resultaten te bespreken. Daarna krijgt je het rapport en alle foto’s die zijn gemaakt. We kunnen ook binnen opnames maken waarmee niet voldoende geïsoleerde plekken kunnen worden aangegeven of posities van warmtebronnen. Aanmelden kan via het Energieloket. Het aantal scans dat we kunnen doen is beperkt vanwege het aantal vrijwilligers dat ze kan afnemen. Het kan dus zijn dat je even moet wachten.